Als ik zeg dat het leven soms oneerlijk is, is dat een cliché.

Iedereen heeft wel eens een dip, maar meestal ‘gaat’ het leven gewoon. Sommigen ontwaken elke dag naast de liefde van hun leven. Anderen doen bevredigend werk, hebben dikke pret, al gaan de dingen niet altijd zoals ze willen.

Sommigen verliezen hun grote liefde en gaan toch door, putten moed uit de herinnering. Sommigen staren door de strop, maar vinden de moed der wanhoop. Oorlog, moord, mishandeling, incest, de afgrijselijkste ziektes – ze slagen erin iets van geluk te vinden. Of niet, maar ze gaan door.

Anderen zien er geen gat in. Lukt het niet die wil te vinden. Of verliezen die wil, ergens op de weg.

Het leven is je opgedrongen, het is een ongevraagde gift. Voor sommigen is die gift een last. God bestaat niet, en niemand mag verwachten dat je vecht voor iets wat voor jou niet van waarde is. De waarde van het leven is niet intrinsiek, het is de waarde die je eraan hecht. En voor sommigen staat het leed niet in verhouding tot wat het leven biedt.

Zij verkiezen te gaan.

Maar niet voordat ze hebben geleden. Je zou zo graag willen dat ze het wel zien, of in ieder geval genoeg ontlenen aan de mooie dingen om verder te gaan. Je probeert ze te overtuigen, je steunt, reikt aan.

Maar soms lukt dat niet. En dat is verschrikkelijk. Omdat een mens maar één kans krijgt. Één leven.

Omdat de kaarten liggen hoe ze liggen en er niet opnieuw wordt gedeeld.

Een leven dat niet te leven valt hoeft niet geleefd te worden. Mag, kan geen verplichting zijn. Dat is foltering.

Maar dat maakt het niet minder bitter. Want de kaarten lagen hoe ze lagen en er wordt maar één keer gedeeld.

 

Afbeelding Caspar David Friedrich – Man en vrouw mijmeren bij maanlicht