Zowel aan de Universiteit van Amsterdam als aan andere Nederlandse universiteiten staan de opleidingen ‘kleine talen’ al jaren onder druk. Ze dreigen op te gaan in breder opgezette opleidingen waarbij de onderdelen taal sterk worden beperkt, of simpelweg geschrapt. Binnen de gemeenschap van vertalers wordt de stiefmoederlijke behandeling van deze ‘kleine talen’ met zorg bezien.

Allereerst over dit laatste begrip: de Universiteit van Amsterdam schermt met cijfers waaruit blijkt dat bij sommige talenstudies slechts enkele studenten zijn ingeschreven. De kosten van de opleidingen zouden daarom niet te rechtvaardigen zijn. De realiteit is echter dat de colleges vaak vol zitten: veel van deze studies worden gevolgd als tweede studie of als bijvak, waarbij studenten bij een andere opleiding staan ingeschreven. Het probleem is dan ook niet een vermeend gebrek aan studenten, maar eerder het systeem van financiering dat het ministerie hanteert.

Voorts stemt het begrip ‘kleine taal’ ook op een ander vlak niet overeen met de realiteit: het Italiaans, maar ook bijvoorbeeld het Pools en het Russisch zijn met hun tientallen miljoenen sprekers toch onmogelijk klein te noemen?

Fabeltje

De vaardigheden van tolken en vertalers zijn overal nodig, van de Europese ambtenarij tot het bedrijfsleven, van webtekst tot diploma en van literatuur tot journalistiek. In Nederland bestaat nogal eens het idee dat je overal wel met Engels terechtkunt, maar dat is een fabeltje. Niet voor niets schreeuwt het bedrijfsleven om meertalig personeel, want het kan je deals opleveren als je buitenlandse zakenpartners in hun landstaal te woord kunt staan. Dat geldt zelfs voor onze belangrijkste handelspartner Duitsland.

Ook de journalistiek moet toegang hebben tot bronnen in verschillende talen om een evenwichtig beeld te kunnen geven van allerlei zaken. Dat valt deels op te lossen met taalcursussen, maar om de talenkennis op peil te houden heb je academische specialisten nodig, al was het maar om die cursussen op niveau te kunnen geven.

Talenstudies hebben praktisch en economisch nut en dat mag zijn weerslag hebben in het curriculum: voor juridisch en commercieel taalgebruik moet zeker aandacht zijn. Kennis van talen is echter vooral noodzakelijk om de samenlevingen te kunnen begrijpen waarin die talen worden gebezigd; door middel van vertaalde boeken en geschriften, maar ook via ondertiteling van films en tv-programma’s en via andere cultuuruitingen.

Oorlog

Ook dat heeft een praktisch belang: als men een oorlog in Oekraïne wil vermijden is het wel zo handig de beschikking te hebben over iemand die iets begrijpt van de cultuur en geschiedenis van de betrokken partijen. Kennis van de respectievelijke talen is nodig voor dat begrip.

In een multiculturele samenleving als de onze is ook bijvoorbeeld een taal als Arabisch van bijzondere betekenis: zowel het Midden-Oosten als de Maghreb zijn belangrijke, nabijgelegen gebieden waarmee veel Europeanen nauwe banden hebben.

Behalve al die praktische en economische redenen is er echter die andere, enorm belangrijke reden om kleine talenstudies te behouden, die niet in euro’s of studentenaantallen te kwantificeren valt, en daarom maar al te vaak over het hoofd wordt gezien: de cultuur om de cultuur, de schoonheid, de vervoering, de ontroering. Ofwel: de beschaving zelf.

Dit artikel kwam in samenwerking met Humanities Rally tot stand. Het werd op 30 mei 2015 geplaatst in dagblad Trouw.

Foto Ziko. Licentie Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported, 2.5 Generic, 2.0 Generic and 1.0 Generic license